Wetsvoorstel Flex naar Tweede Kamer: wat staat de sport te wachten?
Op 16 mei 2025 zette minister Van Hijum een nieuwe stap in de hervorming van de arbeidsmarkt: het Wetsvoorstel meer zekerheid flexwerkers ligt nu bij de Tweede Kamer. Het idee achter deze wet is simpel: mensen met tijdelijke contracten, oproepcontracten en uitzendwerk moeten meer zekerheid krijgen. Wat gaat er veranderen? En wat betekent dat voor jou als sportbond of sportserviceorganisatie?
Voor ons, de sportsector, brengt het de nodige uitdagingen met zich mee. We hebben de wet goed gelezen en vergelijken het met onze eerdere input. De ervaring leert ons dat het altijd lastig is om in te schatten in hoeverre de politiek meegaat in je inbreng. Dat is ook nu zo gebleken. Tegelijkertijd blijven we ons continu inzetten voor de belangen van de sector en informeren we je over ontwikkelingen.
Terug naar de ketenregeling
Nu mag je nog na zes maanden pauze een nieuwe reeks tijdelijke contracten starten. Dat wordt straks vijf jaar wachten. Alleen bij seizoenswerk blijft een kortere tussenpoos van drie maanden mogelijk.
In de sport hebben we veel tijdelijke functies, zoals projectmedewerkers, scheidsrechters of topsportbegeleiders. We hebben gevraagd om juist voor deze functies een uitzondering te maken. Helaas is dat niet gebeurd. Alleen de al bestaande uitzonderingen, bijvoorbeeld voor bondstrainers en AOW’ers, blijven bestaan.
Oproepcontracten verdwijnen – behalve voor studenten
De nulurencontracten waar veel sportorganisaties mee werken, verdwijnen. In plaats daarvan moet er altijd een vast aantal uren worden afgesproken, al kan dat ook één uur per week zijn. Wil je toch flexibel werken? Dan kan dat met een bandbreedtecontract, waarbij het maximum 130 procent van de afgesproken uren mag zijn.
Studenten en scholieren mogen nog wel op basis van een oproepcontract werken. Ons verzoek om die uitzondering ook te laten gelden voor kleine contracten in de sport, maximaal 16 uur per week, is niet overgenomen.
Strengere regels voor uitzenden
Voor organisaties die met uitzendkrachten werken, wordt de totale uitzendperiode korter: maximaal drie jaar in plaats van vier. Bovendien moeten uitzendkrachten straks gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden krijgen als vaste medewerkers. Dat betekent vaak hogere loonkosten.
Waarom dit ons raakt
De sportsector draait op een mix van vaste krachten en flexibele inzet. Trainers die maar een paar uur per week werken, eventmedewerkers die inspringen tijdens een toernooi, scheidsrechters die naast hun baan fluiten: allemaal cruciale schakels.
De nieuwe wetgeving dwingt ons om anders dan arbeidsrelaties te kijken. Dat is een uitdaging, maar zeker niet onoverkomelijk.
Wat we hebben ingebracht en wat ermee is gebeurd
We hebben onze zorgen en suggesties vroegtijdig bij het ministerie en politiek neergelegd. Een paar voorbeelden zijn onze vraag om een uitzondering op de ketenregeling voor specifieke sportfuncties, onze vraag om een uitzondering voor kleine contracten, en ons pleidooi voor het behoud van oproepcontracten voor kleine contracten in de sport. Geen van deze voorstellen is overgenomen.
Hoe nu verder?
De komende maanden behandelt de Tweede Kamer het wetsvoorstel. De beoogde startdata zijn 1 juli 2026 voor de gelijkwaardige beloning van uitzendkrachten en 1 januari 2027 voor de overige regels.
Wij blijven ons inzetten om de unieke positie van de sportarbeidsmarkt onder de aandacht te brengen. Dat doen we via gesprekken met Kamerleden, position papers en met voorbeelden uit de praktijk.
Tegelijkertijd houden we je goed op de hoogte van deze ontwikkelingen. Heb jij hier vragen over? Neem dan vooral contact op met Eva, onze juridisch beleidsadviseur, e.vandenberg@sportwerkgever.nl.
Meer weten?
Lees onze eerdere analyse: Raad van State: wetsvoorstellen flex en VBAR schieten te kort.